Fictie | Evasive Feelings

De werkelijkheid doet aan als een droom. Een bezoek aan de supermarkt voelt als een uitje. Wat staat ons nog meer te wachten?

In gedachten verzonken staart Eva voor zich uit. Op de achtergrond hoort ze het geroezemoes, mechanische piepjes en het rinkelen van winkelwagentjes over de tegelvloer. Ze schrikt op als het wagentje voor haar op de lopende band geleegd wordt. Zware dingen eerst, zachte dingen achteraan. Een jonge moeder legt de spullen vakkundig en snel neer. Net als ze wil afrekenen, komt haar zoontje bij haar staan. Eva herkent hem; hij stond zojuist nog te kijken bij de stripboeken. Het volgende moment voelt ze een soort misselijkheid opkomen. Het is een sterk maar vreemd gevoel, alsof de misselijkheid in de haar omringende lucht hangt, maar haar keel niet weet te bereiken. Net als ze een stap naar achter zet, overvallen door duizeligheid, ziet ze hoe de jongen van de stripboeken zich vastpakt aan de toonbank, naar voren buigt en over de lopende band braakt.

Paniek breekt uit in de supermarkt. Het meisje achter de toonbank springt verschrikt op uit haar draaistoel, de moeder laat al haar kleingeld vallen en ontfermt zich over de beteuterd kijkende jongen. Verbijsterd staat Eva met haar handen vol boodschappen naar het schouwspel te kijken. Langzaam beseft ze wat er zojuist is gebeurd en als er mensen achter haar in de rij naar voren snellen om de jongen te helpen, wordt het haar te veel. Weg hier, weg hier. Met de boodschappen nog in haar hand, een pak Supperin3seconds en een fles Hero Fruit IceTea, wurmt ze zich langs de menigte. Onderweg naar de uitgang gaat haar haastige wandeltempo over in een onrustig drafje, als de automatische deuren voor haar opengaan, sprint ze de straat op richting huis.

Achter haar hoort Eva een zware stem schreeuwen. Als ze omkijkt ziet ze dat het geschreeuw afkomstig is van een grote, kale man in een bewakerstenue. Wijzend naar het rennende meisje, drukt hij hard op zijn oor in een poging contact te maken met zijn soortgenoten. Hij oogt opvallend boos op Eva, die toch ook niets anders doet dan over straat rennen? De onbetaalde boodschappen in haar hand is ze vergeten. De woede die zich van haar meester maakt, zorgt ervoor dat ze blijft rennen totdat de man langzaam uit het zicht verdwijnt. Ze kijkt net op tijd op om te voorkomen dat ze vol tegen een serveerster aanbotst, die van haar winkel richting het terras loopt. Het is een zwoele avond en het terras zit propvol. Eva wijkt uit naar links en zorgt er zo voor dat ze de serveerster slechts lichtjes tegen haar schouder aanstoot, de flesjes op het dienblad wiebelen vervaarlijk, maar blijven gelukkig staan. Vluchtig excuserend rent Eva door, maar opeens merkt ze hoe vermoeid ze eigenlijk is. Gelukkig is ze bijna thuis en is er niemand die haar nog op de hielen zit. Afgepeigerd legt ze het laatste stuk af.

Eenmaal thuis bonkt ze de trap op en loopt ze meteen door naar de slaapkamer. Ze gooit de boodschappen in de hoek bij het raam en gaat op bed liggen. De gebeurtenissen van het afgelopen halfuur schieten door haar hoofd. Natuurlijk, ze was altijd al gevoelig voor sferen en stemmingen van anderen, maar dit was anders. Het leek bijna alsof Eva de stemmingen zonet niet alleen had aangevoeld, maar ook zelf had doorleefd, een krankzinnige gedachte. Maar toch; de misselijkheid van de jongen, de paniek van de menigte, de woede van de bewaker en de vermoeidheid van de serveerster bij het overvolle terras, toeval was het zeker niet. Zachtjes begint ze te huilen, vervreemd van de werkelijkheid en de mensen in de supermarkt. Snikkend valt ze in slaap.

Buiten is het donker wanneer Eva haar ogen opent. Haar lippen smaken zout. Ze draait zich op haar andere zij en ziet op twee meter van haar bed een gestalte staan. De figuur draagt een strak pak en een cape, om zijn hoofd heeft hij een bivakachtige muts. Zijn ogen gaan schuil achter een nauwsluitende zonnebril. De gehele outfit bestaat uit een rood en donkerblauwe kleurstelling. De felrood lichtgevende F op zijn borst valt Eva het meest op. Met een handgebaar geeft de gestalte aan dat ze op moet staan, de kleren van afgelopen avond heeft ze nog aan. Langzaam loopt hij richting het openstaande raam, bollend surfen de gordijnen op de wind. Bij het venster wacht hij en geeft hij vriendelijk aan dat ze voor moet gaan. Voordat Eva het zwevende voertuig instapt, dat achter het venster in de lucht hangt, struikelt ze bijna over de boodschappen die nog steeds op de grond liggen. Achter haar stapt ook de gestalte in en hoort ze de ramen dichtslaan. Met een harde knal schiet het voertuig de heldere sterrenhemel in.